Toespraak zuster Truus Sonder, algemeen overste

  Scannen0004.jpgOnze eerste zuster Mieke de Bref, zuster Vincentia, ze ging waar nog geen weg was. De bewogenheid van pastoor van Erp om kwetsbare vrouwen en meisjes in Schijndel, raakte ook haar gevoelige hart. Samen met hem ging ze het gelovige avontuur aan van de eerste Stichting, in groot vertrouwen op Gods voorzienigheid. Ze gingen in het spoor van Vincent Depaul.

De eerste jaren worden gekenmerkt door het zoeken naar concrete uitingen van hun bewogenheid. Het leven van bidden en werken moet opgebouwd worden. De plaats in het onderwijs moet bevochten worden. De mensen in Schijndel moeten wennen aan zusters in hun midden. Geleidelijk aan melden jonge vrouwen zich aan en krijgt de Stichting vorm. Tussen 1843 en 1856 overlijden 10 jonge zusters
waarvan zuster Vincentia als derde op 33 jarige leeftijd sterft.
Een bewogen, moeilijke start voor de eerste zusters. Maar ze bleven geloven en vertrouwen op Gods voorzienigheid en bleven elkaar bemoedigen. Dankzij deze moedige voorgangsters zijn we vandaag hier samen als Zusters van Liefde van Schijndel.

In 1848 wordt de Regel van de Zusters van Tilburg door de kerkelijke overheid tot onze Regel goedgekeurd. En blijft dat tot 1968. Een regel met veel voorschriften. Enerzijds heeft het ons leven gevormd en richting gegeven en anderzijds hebben velen het beleefd als een keurslijf dat ons leven en werken inperkte. Hoe dan ook: het is van grote invloed geweest op onze ontwikkeling en groei in het religieuze leven. Daardoorheen zijn we geworden wie nu zijn: bewogen vrouwen, bekommerd om Gods Rijk in het welzijn van mensen.

Twintig jaar na het begin van de Stichting heeft de congregatie vorm gekregen en weet ze waar ze voor wil staan. Er is een gemeenschap, er is een Regel en er is een doel waarvoor men wil leven. Dit wordt zichtbaar als in 1856 Geldrop als eerste klooster buiten Schijndel gesticht wordt. Hiermee breekt een periode aan van ongeveer honderd jaar. Van 1856 tot ongeveer 1950 wordt het leven gekenmerkt door een belangenloze dienstverlening aan mensen in directe nood, in vele vormen.
Veelal zonder opleiding, met een gevoelig hart, een opmerkzaam oog, ijverige handen en gezond verstand voelden de zusters aan wat nodig was voor de mensen met wie ze te maken hadden.
Met voorbijgaan aan eigen verlangens en behoeften deden de zusters wat van hen gevraagd werd. Met één doel voor ogen: dienst aan God en dienst aan de behoeftige mens.

Deze levenswijze had aantrekkingskracht. De congregatie groeide uit in aantal en in plaatsen waar we geroepen werden.

In Nederland worden 46 kloosters opgericht en vanaf 1920 gaan we de landsgrenzen over en gaan zusters voor het leven naar verschillende culturen in de West en de Oost. Op veel andere aanvragen kon de congregatie niet ingaan.

De meesten van ons hier aanwezig herkennen deze periode als een geleefde werkelijkheid. Omwille van dat ene doel is intense vreugde beleefd en zijn veel offers gebracht. Vreugde om de zinvolheid van de taak die opgedragen was en daarin de vervulling werd van de roeping. Het leven was zwaar als de taak niet aansloot bij de mogelijkheden en behoeften van zusters. Daaraan is geleden. Wat gedaan moest worden kon alleen maar dankzij elkaar. Je had elkaar echt nodig. De ene dienst in het klooster werd gedragen door de andere.
Zo kon - dankzij de zusters die zorgden voor alles wat het leven vraagt aan directe ondersteuning - tegelijkertijd in een klooster zorg en onderwijs plaats vinden. De liefdewerken vroegen om een doorgaande bezetting van de kloosters. Vaak omwille van de werken maar ook omwille van de menselijke verhoudingen kenden we het systeem van verplaatsen. Tot op de dag van vandaag klinken daarover goede en pijnlijke herinneringen in ons midden.
Maar toch - door alles heen - zijn we vrije mensen geworden, mensen met ervaring in belangeloze dienstbaarheid. We hebben er ook vreugde aan beleefd. Bij jubilea klinkt vaak grote dankbaarheid voor wat gedaan is en voor wat iemand heeft mogen doen. We hebben veel te danken aan de mensen aan wie we onze dienstbaarheid mochten bewijzen. Zij hebben het ons mogelijk gemaakt Zuster van Liefde te worden. En in de dienst aan elkaar zijn we zusters van elkaar mogen worden.

Vanaf de jaren 50 komen we in een andere tijd. Aan het zo stevige gebouw van de congregatie met een duidelijke doelstelling worden vragen gesteld door kerk, samenleving en door ons zelf. Er worden nieuwe woorden gegeven aan de inhoud van ons leven en er wordt voorzichtig gezocht naar meer ruimte in de vele regels en afspraken. (blauwe directorium) We zouden het kunnen noemen: op weg naar eigen constituties.

Van binnenuit wordt aangevoeld dat onze bewogenheid op zoek is naar andere vormen van dienstbaarheid. De tijd van gaan waar je gevraagd wordt door de overste, maakt plaats voor de dialoog over het eigen aanvoelen van de zusters.
De vele zusters die in de bejaardenzorg werkzaam zijn worden geschoold. Familiebezoek wordt voorzichtig toegestaan. De kleding wordt aangepast. Tussen 1950 en 1960 groeit de congregatie nog met ruim honderd leden, vanaf 1960 nog eens met 27 leden. Na het vernieuwingskapittel van 1968 treden de laatste vier zusters in. In deze fase sluit ons eerste klooster in 1959.


Drie bewegingen vinden dan tegelijkertijd plaats:
1. Een terugtrekkende beweging uit onze bekende liefdewerken.
2. We weten ons opnieuw geroepen over onze landsgrenzen heen naar Afrika, Zuid Amerika, Azië en binnen Europa in de diaspora in Friesland en Duitsland.
3. De zusters die in deze fase intreden, maken de spanning mee tussen de gevestigde orde en het zoeken naar ruimte om bij de tijd te komen.

Landelijk organiseren de vrouwelijke religieuzen zich in een samenwerkings-verband: de SNVR. Er worden cursussen voor novicemeesteressen gegeven, besturen houden landelijke congressen in Bouvigne. Er wordt nagedacht over de vraag: wat is actief religieus leven in deze tijd en wat zijn de noden van deze tijd?
Met het Tweede Vaticaans Concilie komen de veranderingen pas echt op gang. Een vernieuwingskapittel moet er voor zorgen dat de religieuze instituten tot echte veranderingen komen. De bestaande constituties mogen in de kast en we worden uitgedaagd tot het bij de tijd verwoorden van ons leven nu. En daarmee gaan we een indrukwekkende, boeiende maar ook een kritieke fase tegemoet.

Het vernieuwingskapittel van 1968 heeft veel in beweging gezet.
De periode van stabiliteit, duidelijkheid en zekerheid gaan we verlaten. Maar dat gebeurt niet vanzelf. We stellen vragen bij het waarom. Waarom doen we wat we doen? Met deze vraag leggen we heel ons leven voor ons neer, zowel persoonlijk als samen. De waarom-vraag brengt ons naar de kern van ons bestaan. Opnieuw luisteren naar God en luisteren naar de mensen van nu brengt ons tot een ander ingaan op de noden. In het spoor van de eerste zusters gingen we waar nog geen weg was. Een geliefde tekst in die dagen was: trekker er is geen weg, je maakt de weg al lopende.

Ingrijpende veranderingen vonden plaats: aanvankelijk vooral uiterlijke bv. de kleding. Maar snel werd duidelijk dat uiterlijke veranderingen ook de binnenkant raken. We gingen een tijdperk in van grote onzekerheid en twijfel. De bestaande vormen van leven en werken werden onderwerp van gesprekken in het kapittel en de hele gemeenschap. Vanuit twijfel en onzekerheid klampten sommigen zich vast aan het verleden en konden niet mee in de zoekende weg. Voor een aantal zusters was dit niet langer de weg van religieus leven en ze haakten af. Anderen haakten innerlijk af en gingen op een afstand verder.
De ruimte tot verandering in de woonvormen raakte het gemeenschapsleven in de kern. Van de vorm van gemeenschap naar beleving van gemeenschap. Het is de periode dat in de Congregatie zusters in kleinere verbanden en alleen gaan leven. De spanning die dat teweeg bracht is tot op de dag van vandaag merkbaar.

Het Vaticaans Concilie vroeg ons om ons leven te vernieuwen tot op de kern en alles wat dat in de weg stond te verlaten. Van een vast en vormelijk leven naar een leven vanuit de waarden achter de vormen. Van een verankerde uniformiteit naar ruimte voor veelvormigheid. Dat we elkaar niet kwijt geraakt zijn, mag je een wonder noemen. Door alles heen hebben we elkaar in deze veelvormigheid leren aanvaarden.

Deze heftige periode komt wat tot rust in de jaren tachtig. Het zoeken blijft en vindt geleidelijk aan woorden in de teksten van de nieuwe constituties. Kern van dit alles was en is dat we opnieuw kozen voor een bewuste toekeer naar de armen. De gemeenschap wordt vaak samen geroepen om met elkaar in gesprek te gaan. Het is de fase van terug naar de bronnen en verdieping van het religieuze leven.
Tegelijkertijd vinden er geen intredingen meer plaats, raken de geëigende liefdewerken op de achtergrond, vinden zusters persoonlijk vaak op eigen initiatief en vanuit een persoonlijke geraaktheid nieuwe invullingen voor hun leven, worden steeds meer kloosters gesloten, ronden we onze aanwezigheid af in Zambia, Chili, Peru, Duitsland, Filippijnen en Curacao en gaat de Indonesische tak verder als een zelfstandige Congregatie.


We groeien van een werkgemeenschap naar een leefgemeenschap.
We worden ons steeds meer bewust een geloofsgemeenschap te zijn van religieuze vrouwen, verankerd in de Vincentiaanse spiritualiteit. We zijn steeds meer leerlingen van het leven geworden, die met veel levenservaring op een pluriforme wijze het doel van de congregatie interpreteren en leven en nog altijd gaan in het spoor van Gods barmhartigheid. Geïnspireerd en geleid door de éne Geest, de Bron van ons verlangen naar gerechtig leven voor iedere mens, mogen we nu leven.

Nu aangekomen in een fase van meer stilte, staan we open voor de Geest van God. De Geest die ons leven met zachte krachten stuwt naar vervulling toe. Vol van jaren, vol van geestkracht, nog altijd geraakt door Gods bekommernis om mensen, beleven we ons religieus zijn in deze tijd. Religieuzen verbinden zich om het leven met elkaar te delen, een leven lang. We hebben niet voor elkaar gekozen, maar wel voor hetzelfde religieuze ideaal. Ook nu ouderdom andere wegen wijst.
In een aandachtig, trouw en eenvoudig leven laten we in gebaren en tekens Gods liefdevolle presentie in de wereld en in het leven met elkaar oplichten. We blijven elkaar oproepen tot aandachtige mensen tegenover elkaar, tegenover het leven van mensen nu, de dingen om ons heen, de schepping.
We geloven dat de plaats waar we ooit begonnen zijn en de plaats waar we nu staan, deze zelfde grond, door onze bewogen inzet geheiligd en gezegend is. Dit vervult ons met grote dankbaarheid, respect en eerbied voor al wat geworden is.DSCF2306 (Small).jpg

We schreven ons verhaal met elkaar als een terugblik in de spiegel van de tijd. Daarin bevestigen we elkaar op velerlei wijzen. Onze weg liep wereldwijd langs een honderdtal grote en kleine kloosters, langs huizen in de straten van steden en dorpen en dat in vier continenten.
En met steeds voor ogen de ontwikkeling van vrouwen, kinderen, de verzorging van bejaarden, zieken, gehandicapten, opkomen voor de mensen in de marge, de gekwetsten en die niets hebben. Een weg van barmhartige aanwezigheid met hart, hoofd en handen. In alle continenten weten wij als zusters van elkaar ons draagsters van een weg ten leven voor mensen.

We beseffen dat deze weg niet altijd een weg ten leven was voor onszelf en de mensen die aan onze zorgen waren toevertrouwd. Woorden en gebaren van spijt en van verzoening kunnen ons meer doen toegroeien naar de heelheid van de schepping. Van draagsters naar gedragen worden en laten dragen.

In broosheid elkaar dragen: het is de zoveelste fundamentele wending in ons leven. Door alle veranderingen heen hebben we onze naam: Zuster van Liefde hoog gehouden. Zo zullen velen ons herinneren waar we de weg gegaan zijn te midden van mensen. Die weg gaat voort. Wat wij en velen met ons ooit begonnen, daar mogen anderen van voortbestaan.


Schijndel, 30 oktober 2009
zuster Truus Sonder, algemeen overste